Opdragen van kinderen
Een kind krijgen is een bijzondere gebeurtenis voor ouders. Bij gelovige ouders geeft dit vaak het verlangen om God voor dit geschenk te danken, het kind aan Hem op te dragen en Gods zegen voor het kind te zoeken. In de bijbel zien we iets dergelijks gebeuren als Jozef en Maria hun eerste zoon, de Here Jezus, in de tempel aan de Here God 'voorstellen' (Lukas 2:22). Zij waren vanwege de Joodse wet hiertoe verplicht (Exodus 13:2, 12), en zullen met volle instemming hebben gehoorzaamd. Wij zijn daartoe niet verplicht (er is ook geen tempel meer) maar willen het wel graag doen. Het opdragen zoals wij dat doen is dus geen verplichting, maar een mogelijkheid waar de ouders vrij op in mogen gaan.
De gemeente is het huisgezin van God. Dat geeft verantwoordelijkheid aan de gemeente om elk kind een warm huis te bieden en zowel het kind als de ouders bij te staan. We vinden het prachtig om een klein kindje op het podium voorgesteld te zien worden. We bidden graag een zegen over het nieuwe leven en een zegen voor de ouders en het gezin. Ouders mogen daarbij zelf ook bidden of speciale personen vragen om een gebed uit te spreken.
Omdat we de woorden van de Here Jezus in Markus 10:14 als uitgangspunt nemen, leggen we geen kind een duimbreed in de weg. Alle kinderen mogen door ouders, of plaatsvervangende verzorgers, in het midden van de gemeente bij God gebracht worden. Het spreekt voor zich dat de verantwoordelijken (maar de verantwoordelijke kan ook één ouder of verzorger zijn) trouwe bezoekers van de gemeente zijn, omdat zij hun kind geloofstrouw in alle dingen willen voorleven. Als één van de ouders van een kind ongelovig is, kan het toch opgedragen worden. Ook de niet-gelovige partner mag tijdens het opdragen naar voren komen, als hij of zij met de christelijke opvoeding instemt. De leeftijd van een kind dat wordt opgedragen is aan geen grens gebonden. Als een kind er zelf geen prijs op stelt, kan het niet tot opdragen gedwongen worden.